Wie - wat - wanneer

Groep: 7-8

Tijdsduur: 30 min.

Seizoen: gehele jaar

Wat heb je nodig?

• Informatieblad Windkracht (download hier)
• Voorbeeldpagina Weerdagboek (download hier)
• Schrift
• Buitenthermometer
• Regenmeter. Deze kunnen de leerlingen ook zelf maken, zie schooltv: regenmeter maken
• Windwijzer. Deze kun je ook zelf maken, zie schooltv: windrichtingmeter
• Evt. fototoestel

Tips & links

Tip: Er kan een gezamenlijk weerdagboek gemaakt worden met de hele klas. Elke dag vult een ander tweetal de resultaten in. De leerlingen leren zo goed het weer herkennen en als je het een heel jaar volhoudt, kan je de verschillen per seizoen bekijken.

Opdracht

Je gaat een weerdagboek maken. Dit is een boekje waarin je elke dag bijhoudt wat voor weer het is. Op de voorbeeldpagina zie je hoe dat eruit kan zien. In je weerdagboek noteer je:

• De datum.
• Mate van bewolking. Teken hiervoor symbooltjes, zoals je ook in de krant ziet. Teken voor in je schrift alle verschillende symbooltjes en schrijf erbij wat ze betekenen (zonnig, bewolkt met zon, zeer bewolkt met weinig zon, zwaarbewolkt zonder zon, regen, regenachtig met opklaringen, onweer, sneeuw, hagel, mist). Zo kun je altijd terugvinden wat het symbooltje ook alweer betekende.
• Temperatuur. Hang buiten een thermometer op (niet direct in de zon). Noteer elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip de temperatuur (schrijf het tijdstip erbij).
• Windkracht. Kijk goed naar de bomen en probeer met behulp van het schema op het informatieblad windkracht in te schatten wat de windkracht is.
• Windrichting. Noteer de windrichting met behulp van de windwijzer.
• Neerslag. Kijk aan het eind van de dag hoeveel regen er in de regenmeter zit. Noteer hoeveel neerslag er is gevallen.
• Weerbericht. Schrijf ook het weerbericht uit de krant of internet over (of knip het uit en plak het in je dagboek). Klopt het met je eigen bevindingen of is het anders?
• Maak van mooie wolken eens een foto en plak die in je dagboek (zie ook opdracht ‘Wat voor weer wordt het?’ voor groep 5/6).