Wie - wat - wanneer

Groep: 3-4

Tijdsduur: 30 minuten

Seizoen: lente-zomer-herfst-winter

Wat heb je nodig?

• 1 eierdoos per duo
• papier in de kleuren: roze, rood, oranje, geel, groen, blauw, paars, bruin, grijs en zwart. (Of viltstiften waarmee je deze kleuren in de eierdozen kunt aanbrengen.)

Tips & links

Tip: Je kunt ook een collage maken van iedere kleur: plak op grote vellen papier voor iedere kleur de gevonden dingen en hang ze naast elkaar op in de klas. Fijn om nog dagen over na te praten wie wat heeft gevonden, wat het allemaal is, welke kleuren het zijn -hoe noem je de verschillende tinten?- en alles nog eens na te tellen.

Opdracht

Stop in ieder holletje van de eierdoos een klein stukje gekleurd papier of kleur met een viltstift de bodem van ieder holletje. Zorg ervoor dat er van iedere kleur maar één holletje is. Deel de groep kinderen op in duo's en geef ieder duo een eierdoos mee.

Vraag de kinderen om buiten, in de natuur op het plein, op zoek te gaan naar kleine natuurdingetjes in de kleuren uit de eierdoos: blaadjes, bloemetjes, veertjes, slakkenhuizen, steentjes etc.  Natuurlijk mogen de tinten van de gevonden dingen afwijken van de papierkleur. Dus bij een knalblauw papiertje mogen ook lichtblauwe of grijsblauwe bloemblaadjes of steentjes gelegd worden.

Na een kwartier tot twintig minuten haal je de groep weer bij elkaar. De kinderen laten elkaar zien wat ze gevonden hebben. Hoeveel dingen hebben ze gevonden bij elke kleur? En hoeveel verschillende dingen zijn er met de hele groep gevonden van elke kleur? Tellen maar!

Het is leuk om aan het eind alle dingen van één kleur in een lange rij uit te stallen op het plein, daar onder weer een lange rij van een volgende kleur, enzovoort.

Welke kleur heeft de langste lijn en is dus het meest aanwezig op het plein?