Wie – wat – wanneer

Groep: 1-2

Tijdsduur: 15 minuten

Seizoen: herfst

Wat heb je nodig?

• Plantenspuit
• Vergrootglazen (eventueel)

Opdracht

Leuke friemelbeestjes, hoor. Als de  spin z’n web weeft komt er een draadje uit z’n lijfje. Hij rent telkens in de rondte. Op het plein en rond de school gaan we eens kijken of we de spinnen en hun web kunnen vinden.

• Spinnenwebben kan je aantreffen  in heggen en struiken. Als er ’s ochtends  dauw op de webdraden ligt, kan je de spinnen goed zien.  Als er geen dauw is, laat je de  kinderen met een  plantenspuit op de heg of struiken spuiten. Je ziet dan de druppeltjes op het web plakken, waardoor ze prachtig schitteren.

• Zit de spin in het web of heeft hij zich verstopt? Laat de rand van een web voorzichtig trillen met je vinger. De spin denkt dat een in de val zittend insect vecht voor z’n leven en komt uit z’n schuilplaats.

• Hoe ziet de spin eruit? Welke kleur heeft deze spin? Kan je het aantal poten tellen? Gebruik eventueel een vergrootglas om alles beter te kunnen zien.

• Kijk goed naar het web, deze geometrische wondertjes.

Wist je dat:
Een kruisspin maakt bijna elke dag een nieuw web. Zijn oude web eet hij gewoon op! De spin heeft altijd 8 poten en twee gifkaken. Veel spinnen, maar niet alle,  kunnen ‘spinnen’ , dat wil zeggen draden maken van zijde om een web van te maken. Het spinrag is sterk en kleverig.